In tegenstelling met zijn verdere leven verliep de geboorte van Jurgen voorspoedig. De vreugde van zijn ouders kende geen grenzen toen bleek dat de pasgeborene een jongen was, nadat het lot hun uitsluitend dochters had toebedeeld.
De vader had visioenen van een toekomst waarin hij zijn zoon zou inspireren en stimuleren. Dat geluk het oordeel mild en de ogen troebel maakt, werd bevestigd door één van de dochters toen ze opmerkte dat Jurgen ‘enge’ ogen had.
‘Ze kijken dwars door me heen’, voegde ze er aan toe. Het scheelde weinig of de vader had het houtblok in zijn hand, bestemd voor de open haard, naar haar hoofd geslingerd. Ze maakte al uit voorzorg een beweging om het voorwerp te ontwijken. De moeder suste het conflict en gaf voorzichtig toe, dat haar ook iets dergelijks was opgevallen, maar dat het ongetwijfeld iets van voorbijgaande aard was.
‘Jurgen is een gezonde, vrolijke baby en verschilt daarin niet van zijn zusjes.’ De gedecideerde klank van haar stem gaf duidelijk aan dat ze de discussie gesloten achtte.
‘Maar, mam, wij hebben niet zulke priemende ogen en …’
‘Genoeg hierover!’ De dreigende klank in de stem van de vader legde haar het zwijgen op. ‘Er is niets mis met Jurgen!’
Het meisje begreep niet waarom haar opmerking zoveel commotie teweegbracht.
Het vervolg op dit verhaal staat in mijn bundel: Verhalen om nooit te vergeten.