Dit verhaal is tevens opgenomen in de verhalenbundel ‘Schrikkelbruid’ van Uitgeverij Pamac.
De weg naar boven wordt steeds zwaarder. De eerste huisjes op de top komen al in zicht, desondanks lijkt de afstand bij elke schrede groter te worden. Haar hersenen nemen kennelijk een loopje met haar. Ze had bedacht moeten zijn op haar hart en op de hitte, die alle energie uit haar tengere lijf perst en die haar benen verandert in willoze objecten, waarover ze geen enkel gezag kan doen gelden. Ze heeft de taxi teruggestuurd, omdat ze, eigenwijs, het laatste stuk heuvelop wilde lopen.
Enkele seconden blijft ze staan op de totaal verlaten straat. Meedogenloos weerkaatst het plaveisel de felle stralen van de zon en maakt haar zicht onscherp. Ze schudt even haar hoofd om de sluiers voor haar ogen te verdrijven. Moeizaam zet ze een stap. En een volgende. Dan zakt ze ineen en blijft roerloos liggen.
Ze wordt opgemerkt als de zon bijna achter de heuvels is verdwenen en de schaduwen hun langste vormen hebben bereikt. De bejaarde inwoner van het kleine dorpje bovenaan de heuvel zet zijn deux-chevaux aan de kant van de weg en stapt uit om het hoopje lompen van dichtbij te bekijken. Tot zijn ontzetting ziet hij er het lichaam van een vrouw in. Voorzichtig draait hij haar een kwartslag en schrikt van het krijtwitte, ingevallen gelaat, waarop het weke asfalt zwarte sporen heeft achtergelaten. Het lange, zwarte, golvende haar van lang geleden is nu donkergrijs en kort geknipt. Ontelbare vragen bestormen hem. Was ze op weg naar hem? Naar wie anders? Waar kwam ze vandaan? Terwijl hij haar dode lichaam teder in zijn armen neemt, trekken zijn herinneringen hem razendsnel terug in de tijd.
Het vervolg op dit verhaal staat in de bundel: Verhalen om nooit te vergeten.