Vanaf de top van het hoge, steile duin overziet Lotte hijgend het brede strand en de daarachter liggende, onafzienbare watervlakte. De golven komen aanrollen en trekken zich terug in een eeuwigdurende cadans. De wind van zee voelt koud aan en waait dwars door haar dunne kleren tot op haar huid. Wolken en zon wisselen elkaar af en grote flarden schaduwpartijen glijden over de zee en het strand. Er zijn weinig zonaanbidders, wel talrijke wandelaars. De zee gedraagt zich vrij bedaard.
In Lottes gemoed daarentegen woedt een fikse storm. Vanaf het moment dat Ivo de deur van het vakantiehuisje achter zich in het slot knalde en in zijn auto wegscheurde, had een aanval van paniek haar overvallen. Die dreef haar naar buiten, door de duinen naar de zee. Weg uit het bedompte hok, dat hun de komende twee weken tot onderdak dient. De vakantie is amper begonnen en lijkt nu reeds een volslagen mislukking.
Het vervolg op dit verhaal staat in mijn bundel: Ā Verhalen om nooit te vergeten.